Camera's
Uw Model S is uitgerust met de volgende componenten, die actief de omgeving rondom de auto bewaken:
- Er is een camera boven de kentekenplaat achter gemonteerd.
- Ultrasone sensoren (indien aanwezig) bevinden zich in de voor- en achterbumper.
- Er is een camera in elke portierstijl gemonteerd.
- Er zijn drie camera's op de voorruit boven de achteruitkijkspiegel bevestigd.
- Er is een camera op de spatborden vóór gemonteerd.
- Radar (indien aanwezig) is achter de voorbumper gemonteerd.
Model S is tevens uitgerust met nauwkeurige, elektronisch bekrachtigde rem- en stuursystemen.
Rijden om camera's te kalibreren
Model S moet met precisie manoeuvreren wanneer Autopilot-functies worden gebruikt. Voordat sommige functies, zoals Rijstrook overschrijdingspreventie en Automatic Emergency Braking voor het eerst of na bepaalde reparaties kunnen worden gebruikt, moeten de camera's daarom een zelfkalibratieproces voltooien. Voor uw gemak geeft het instrumentenpaneel een voortgangsindicator weer.
Wanneer de kalibratie is voltooid, zijn de Autopilot-functies en actieve veiligheidsfuncties beschikbaar voor gebruik. De kalibratie is normaal voltooid nadat er 32-40 km is gereden, maar de afstand varieert afhankelijk van de weg- en omgevingsomstandigheden. De kalibratie wordt bijvoorbeeld sneller uitgevoerd wanneer u op een rechte weg met meerdere rijbanen rijdt (bijvoorbeeld een snelweg), met duidelijk zichtbare rijstrookmarkeringen (in de rijstrook en de naastgelegen rijstroken). Neem alleen contact op met Tesla als uw Model S het kalibratieproces niet heeft voltooid nadat u 160 km hebt gereden in de beschreven omstandigheden.
Als de camera is verplaatst uit de gekalibreerde positie (bijvoorbeeld doordat de camera of de voorruit is vervangen), moet u de kalibratie wissen. Tik om dit te doen op Model S het kalibratieproces. Hoewel dit in veel gevallen helpt bij het opnieuw kalibreren van de camera's, lost Kalibratie wissen mogelijk niet alle problemen met de camera en sensor op.
. Wanneer de kalibratie is gewist, herhaalt deCamera's vrijhouden van belemmeringen
Zorg elke keer voordat u wegrijdt en voordat u Autopilot-functies gebruikt dat alle camera's schoon en vrij van belemmeringen zijn (zie Een camera reinigen). Vuile camera's en sensoren (indien aanwezig) en omgevingsomstandigheden zoals regen en vervaagde rijstrookmarkeringen kunnen de prestaties van Autopilot nadelig beïnvloeden. Als een camera is geblokkeerd of afgeschermd geeft de Model S een melding weer op het instrumentenpaneel en zijn Autopilot-functies mogelijk niet beschikbaar. Zie Probleemoplossing bij waarschuwingen voor meer informatie over specifieke waarschuwingen.
Er kan condensvorming optreden in de camerabehuizingen, met name wanneer u uw auto buiten onder koude of natte omstandigheden parkeert. Op het instrumentenpaneel wordt mogelijk een waarschuwing weergegeven dat de camera wordt geblokkeerd en dat sommige of alle Autopilot-functies tijdelijk worden beperkt totdat het camerazicht vrij is. U kunt de condens proactief drogen door het interieur voor te verwarmen op een hoge temperatuur, de voorruitverwarming in te schakelen, en de luchtstroom van de ventilatieroosters voorin te richten op de portierstijlen (zie Mobiele app).